Eerder dit jaar vertoonden we TOKYO STORY, een klassiek zwart-wit drama van de Japanse regisseur Yasujirô Ozu uit 1953. Vier jaar eerder maakte hij LATE SPRING (BANSHUN), geschoten in al net zo’n mooi zwart-wit. Beide gerestaureerde films maken deel uit van een rondreizend retrospectief van Eye/Filmmuseum. LATE SPRING is een subtiel psychologisch drama over de mid-twintiger Noriko (Setsuko Hara) die nog inwoont bij haar vader Shukichi (Chishû Ryû). Hij is weduwnaar en gaat volledig op in zijn werk als hoogleraar, zij runt het huishouden. Beiden zijn tevreden met deze constructie. Totdat Shukichi’s zus Masa ten tonele verschijnt: zij vindt dat haar nichtje moet trouwen, want dat hoort bij de mores van het na-oorlogse Japan. Noriko weigert echter. Als leugentje om bestwil zegt haar vader vervolgens dat hij dan zélf gaat hertrouwen. Noriko schrikt daar zo van dat ze een huwelijksaanzoek van een knappe man accepteert. Voor het zover is gaat ze nog één keer op reis met haar vader, die uiteindelijk alleen zal achterblijven. Dat is – oppervlakkig gezien – het hele verhaal van LATE SPRING. In de diepte gebeurt echter veel meer: LATE SPRING is een pijnlijk familierelaas dat voor vader en dochter uitmondt in een leven vol spijt en ongeluk. Regisseur Ozu vertelt veel impliciet. Bovendien hield hij niet van traditionele romantische verhalen – zo krijgen we de bruidegom van Noriko nooit te zien. Wel hield hij van mooie beeldcomposities, bijna altijd gefilmd met een 50mm-lens omdat die volgens hem het menselijk oog het beste benaderde. LATE SPRING staat in de lijst van ‘Great Movies’ van de overleden Amerikaanse filmcriticus Roger Ebert, die het de beste film van Ozu vond.
cast
Chishû Ryû, Setsuko Hara, Yumeji Tsukioka
duur
108 min.